top of page

Rudi Ehrlich

Amersfoort, 1942

De uit Duitsland gevluchte joodse Hans Ehrlich en Eva
Elias leerden elkaar kennen op een bijeenkomst van jonge idealistische zionisten. In april 1942 werd hun eerste
zoon Rudi geboren. In mei 1943 kregen zij nog een zoon, Herbert. Kort daarop besloten zij om de twee jongens
via het Utrechts Kindercomité te laten onderduiken. Het echtpaar Ehrlich sloot zich aan bij de verzetsgroep van Joop Westerweel in Loosdrecht. Rudi, dertien maanden oud, werd door student Hetty Voûte naar Egbert Hammingh in Zuilen gebracht; zijn vier weken oude broertje Herbert werd ondergebracht in kindertehuis Kindjeshaven. In maart 1944 overleed hij, vermoedelijk aan tuberculose. Sinds kort weet Rudi dat Herbert in 1946 werd herbegraven op de joodse begraafplaats in Utrecht. Op 4 mei 2018, 75 jaar na zijn geboorte, wordt een steen onthuld op Herberts graf.

In 1944 werd Rudi verraden en samen met Hammingh overgebracht naar kamp Vught. Vandaar werd hij
naar Westerbork gedeporteerd; zijn pleegvader naar Oranienburg, Sachsenhausen. Als er in kamp Westerbork twijfel was over de identiteit van een kind werd het geregistreerd als Unbekanntes Kind (onbekend kind) en ondergebracht in het kampweeshuis. Rudi werd als een van de weinigen wel onder zijn eigen naam geregistreerd, maar toch tot de Gruppe Unbekannte Kinder gerekend. Op 13 september 1944 vertrok de laatste trein uit Westerbork, met daarin 279 personen, onder wie circa vijftig ‘onbekende kinderen’, naar Bergen-Belsen. Twee maanden later volgde deportatie naar Theresienstadt en opnieuw kwam de groep in een weeshuis terecht.

Toen in mei 1945 het kamp werd bevrijd, bleek dat op één na alle kinderen van de groep de oorlog hadden overleefd. Rudi werd naar Eindhoven gevlogen en daar herenigd met zijn vader. Hij kan zich daar niets van herinneren. Na de oorlog kreeg Rudi nog twee broertjes, Peter (1948) en Ed (1950). Voor zijn oorlogservaringen was lange tijd geen aandacht tot journalist Daphne Meijer in 1991 de ‘onbekende kinderen’ begon op te sporen en over hen publiceerde.

Rudi Ehrlich deed in 1955 zijn bar mitswa. Hij studeerde werktuigbouwkunde en was jarenlang werkzaam bij Fokker. Hij heeft vier kinderen.

The German-Jewish refugee Hans Ehrlich met Eva Elias in the city of Amersfoort at a gathering of young idealistic Zionists. Their rst son, Rudi, was born in 1942. Another son, Herbert, arrived in May 1943. Shortly thereafter they decided to send their two boys into hiding with the help of the Resistance group Kindercomité. The Ehrlich couple joined the Resistance group headed by the Christian anarchist Joop Westerweel, in the town of Loosdrecht. The Kindercomité arranged a student, named Hetty Voûte, to take thirteen-month-old Rudi to Egbert Hammingh in the village of Zuilen. Rudi’s brother Herbert, who was only four weeks old, was hidden at an orphanage in Utrecht. But

he died there in March 1944, probably from tuberculosis. Herbert was reburied in Utrecht’s Jewish cemetery in 1946 – something Rudi only learned recently. On 4 May 2018, seventy- ve years after his birth, the family will unveil a stone on Herbert ́s grave.

Rudi was betrayed in 1944 and transferred together with Hammingh to the Vught concentration and transit camp. From there he was taken to the Westerbork transit camp; his foster father was deported to the Oranienburg concen- tration camp in Sachsenhausen (Germany). 

Whenever there was uncertainty at Westerbork about the identity of a child, it was registered as one of the Gruppe Unbekannte Kinder (Group Unknown Children) and housed in the ward for abandoned children. Though Rudi was one of the few children registered under his own name he was still considered part of this group. The very last train left Westerbork on 13 September 1944 – destination Bergen-Belsen concentration camp – with 279 people aboard including around 50 ‘unknown children’. Transport to the Theresienstadt camp followed. When Theresienstadt was liberated in May 1945 it came to light that, except for a single child, all the others had survived the war. Rudi was own to the Netherlands to be reunited with his father, but he has no memories of this reunion.

Rudi’s two brothers, Peter (1948) and Ed (1950), were born after the war. For the longest time, nobody was interested in Rudi’s wartime experiences, not until 1991 when the Dutch journalist Daphne Meijer started to track down these ‘unknown children’ and wrote about them.

Rudi Ehrlich made his Bar Mitzvah in 1955. He studied mechanical engineering and worked for the Dutch aircraft manufacturer Fokker for many years. He has four children.

bottom of page