top of page

Olga Roos

Amsterdam, 1929

Olga (Olly) werd geboren als tweede dochter van handelaar en reserveof cier Michiel Roos en Jeannette Norden. Later kreeg zij nog een zusje, Dorine. Voor haar vader had zij ambivalente gevoelens: hij sloeg haar en ze was bang voor hem, maar aan de andere kant was ze ook vaak trots op hem. Olly vond haar moeder fantastisch; ze brachten veel tijd samen door.

De oorlogsdreiging en de afwezigheid van haar vader tijdens de mobilisatie vielen Olly zwaar. Na de vijfdaagse veldslag keerde een verslagen vader terug. Door de anti- joodse maatregelen werd zij zich bewust van haar joods- zijn en was ze erg bang iets verkeerds te doen. Toen er in de buurt razzia’s werden gehouden, besloten haar ouders om onder te duiken.

Olly’s oudste zus Ineke kwam terecht in Blaricum. Olly, haar ouders en zusje Dorine werden door een dominee ondergebracht bij een arm, streng gereformeerd gezin in Bussum. Er moest een vergoeding betaald worden aan de vrouw des huizes. Toen deze vrouw begreep dat zij aan onderduikers kon verdienen, nam ze steeds meer mensen in huis. Het gezin Roos moest vertrekken toen hun geld op was, maar dat lukte niet zo snel. Vanaf dat moment werden de gezinsleden gepest. Michiel Roos had grote moeite met die situatie en werd door de dominee als eerste elders ondergebracht. Kort daarna volgden ook de andere gezinsleden.

Na de oorlog had de zestienjarige Olly het gevoel nergens bij te horen; ze was stuurloos en gedroeg zich onaangepast. Vier jaar later vertrok ze naar Israël, maar ook daar voelde ze zich ongelukkig. Olly Roos werkte onder andere bij de Berg-Stichting in Laren. Ze was getrouwd en heeft een zoon en dochter.

Olga – nicknamed Olly – was the second daughter of the merchant and Army Reserve Of cer Michiel Roos and Jeannette Norden. Her sister Dorine followed next. Olly had ambivalent feelings towards her father: he often hit her and she was scared of him, yet she was also proud of him at times. She thought her mother was wonderful; they spent a lot of time together.

The threat of war and the absence of her father during the mobilization, were hard on Olly. Germany invaded the Netherlands in May 1940 and after a ve-day battle, her father returned home a defeated man. Because of the anti-Jewish regulations, Olly was confronted with ‘being Jewish’ and she was very afraid she might do something wrong. When the razzias (roundups) started in her neighbourhood, her parents decided to go into hiding.

Olly’s eldest sister Ineke ended up in Blaricum. A Dutch Reformed minister found a place for Olly, her parents and sister Dorine by a poor, religious family in the nearby town of Bussum. A fee had to be paid to the mistress of the house. When this woman realized she could make money on Jews who needed to go into hiding, she took more and more people into her home. When the Roos family’s money ran out they had to leave, but this did not happen right away. From that moment on, they were intimidated and harassed. Michiel Roos had great difficulty with this situation and was the first to be moved elsewhere by the minister. The other family members followed shortly afterwards.

When the war ended, sixteen-year-old Olly had the feeling she did not t in anywhere; she had no direction in her life and couldn’t adjust to her new situation. She left for Israel when she turned twenty but was not happy there either, so she returned to the Netherlands. She worked different jobs including at the Berg Stichting in the town of Laren, an organization involved in caring for orphaned Jewish children after the war. Olly Roos was married and has a son and daughter.

bottom of page